SCÈNE 21

DE VERRIJZENIS VAN LAZARUS

JOHANNES 11 1 tot 44

Lazarus uit Bethanie, de broer van Maria en Martha, was ziek. Maria was de vrouw die kostbare parfumolie over de voeten van Jezus uitgoot…

De twee zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: Here, Uw vriend Lazarus is ziek. Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: Hij zal niet sterven. Deze ziekte is tot eer van God.Hierdoor zal de Zoon Zijn grootheid en macht bewijzen

Om hen niet in onzekerheid te laten, zei Hij: Lazarus is gestorven. Ik ben blij voor jullie dat Ik er niet bij was, want nu zal jullie vertrouwen in Mij sterker worden. Korn, we gaan naar hem toe… Toen Jezus in Bethanie aankwam, bleek Lazarus al vier dagen daarvoor begraven te zijn. Martha zei Jezus: Here, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn… Ik geef de doden het leven terug zei Jezus tegen haar, Ik ben Zelf het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is…

… Bij het graf kwam de ontroering weer in Jezus op. Het graf was een grot en er lag een zware steen voor de opening. Haal die steen weg, zei Hij. Zij haalden de steen weg. Jezus keek omhoog en zei met krachtige stem: Lazarus! Kom naar buiten! De gestorven man kwam uit het graf. Zijn handen en voeten waren met linnen windsels omwikkeld en er was een doek over zijn gezicht gebonden. Haal die doek en die windsels eraf, zei Jezus, en laat hem naar huis gaan.