SCÈNE 24

HET LAATSTE AVONDMAAL

MATTHEÜS 26 17 tot 28

Op de eerste dag van het Paasfeest (de dag dat de Joden al het brood dat met gist is gebakken uit hun huis verwijderen)… Terwijl Hij die avond met Zijn twaalf discipelen zat te eten, zei Hij: Een van jullie zal Mij verraden.

Dat sneed hen diep door de ziel. En een voor een vroegen zij: Ik ben het toch niet? Jezus antwoordde: Aan wie Ik het eerst het eten heb aangereikt, die is het. Ik moet wel sterven zoals door de profeten is gezegd. Maar wat ziet het er siecht uit voor de man, die Mij verraadt. Het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.

Ook Judas vroeg: Meester, ben ik het?

En Jezus antwoordde: Ja.

Tijdens het eten nam Jezus een brood, dankte God ervoor, brak het en gaf het aan Zijn discipelen. Neem dit, zei Hij, en eet het op, want dit is mijn lichaam.

Daarna nam Hij een beker wijn, dankte God ervoor en gaf die aan hen. Drink er allemaal uit, zei Hij. Dit is mijn bloed, waarmee het nieuwe verbond wordf bezegeld. Het zal vloeien om vergeving van de zonden te bewerken.