SCÈNE 25

IN DE HOF VAN OLIJVEN

MATTHEÜS 26 36 tot 56

Diezelfde avond ging Jezus met hen naar Gethsemane, een tuin op de Olijfberg.

Blijf hier zitten, zei Hij tegen hen. Ik ga wat verderop om te bidden.

Hij nam alleen Petrus, Jakobus en Johannes mee. Hij begon ängstig en onrustig te worden. Ik ben doodsbang, zei Hij. Mijn hart breekt van verdriet. Blijf hier met Mij waken. Hij ging een paar stappen verderop en knielde met Zijn gezicht op de grond en bad: Vader! Als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet wat Ik wil moet gebeuren, maar wat U wilt. Hij ging terug naar Zijn drie discipelen en zag dat zij in slaap waren gevallen.

… kwam Judas naar Hem toe. Hij had een hele troep mannen bij zieh die door de Hoge Raad waren gestuurd, gewapend met zwaarden en knuppels. Judas, de verrader, had tegen de mannen gezegd: De Man, die ik een kus zal geven, moeten jullie gevangen nemen.

Judas liep recht op Jezus toe en zei: Dag, Meester. En hij kuste Hem. Jezus zei: Vriend, wat kom je doen?

De mannen kwamen dichterbij en grepen Jezus vast. Ben ik een gevaarlijke misdadiger, dat u Mij komt arresteren met zwaarden en knuppels? Waarom hebt u Mij niet gepakt toen Ik dagelijks in de tempel was en de mensen toesprak? Maar dit gebeurt allemaal om in vervulling te laten gaan wat de profeten hebben geschreven. Daarop liefen alle discipelen Hem in de steek. Zij maakten dat ze wegkwamen.