SCÈNE 31

DE VERRIJZENIS VAN JEZUS

MARKUS 16 1 tot 8
MARKUS 15 46 tot 47

… Daarna legde hij het in een graf dat in de rotsen was uitgehouwen en rolde een grote steen voor de opening. Maria van Magdala en Maria, de moeder van Joses, waren meegegaan om te zien waar Jezus werd neergelegd.

De volgende avond, toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala, Salome en Maria, de moeder van Jakobus, kruiden om het lichaam van Jezus te balsemen…

Onderweg vroegen zij zieh af hoe zij ooit die zware steen voor de opening konden wegrollen. Maar toen zij bij het graf kwamen, ontdekten zij dat de steen al weg was. Zij stapfen het graf binnen en zagen rechts een jongeman zitten, met witte kleren aan. Ze stonden als aan de grond genageld. Jullie hoeven niet zo te schrikken, zei hij tegen hen. Jullie zoeken Jezus van Nazareth, Die gekruisigd is. Hij is hier niet meer, want Hij leeft weer! Kijk, daar heeft Hij gelegen. Vertel Zijn discipelen en Petrus dat Jezus naar Galilea gaat. Daar zullen zij Hem ontmoeten, zoals Hij hun voor Zijn sterven al heeft gezegd.