SCÈNE 27
GESELING EN KRÖNING MET DOORNEN KROON
MATTHEÜS 27 26 tot 31
Pilatus gaf opdracht Barabbas vrij te laten. Hij liet Jezus met een zweep afranselen en daarna wegbrengen om gekruisigd te worden.
De Soldaten namen Jezus eerst mee naar de binnenplaats van het paleis. Daar riepen ze het hele bataljon bijeen. Ze rukten Hem de kleren van het lijf en deden Hem een rode mantel om. Zij maakten een kroon van takken, waar dorens aanzaten, en zetten die op Zijn hoofd. Ze gaven Hern een stok in Zijn rechterhand, als een scepter.
Ze vielen voor Hem op de knieen en joelden: Leve de koning van de Joden! Ze spuugden naar Hem, rukten de stok uit Zijn hand en sloegen Hem ermee op het hoofd. Na afloop van al dit gespot deden zij Hem de rode mantel af, trokken Hem Zijn eigen kleren weer aan en namen Hem mee om gekruisigd te worden.